Het kanaal Bossuit-Kortrijk: start & einde van de centrale

De geschiedenis van de Transfo is onlosmakelijk verbonden met het kanaal Bossuit-Kortrijk. Het kanaal is de reden waarom de Société d’Electricité de l’Ouest de la Belgique in 1911 voor Zwevegem kiest om er een centrale te bouwen. Het is ook de reden waarom de centrale in de jaren 1950 wordt ingeruild voor een nieuwe centrale langs de Schelde in Ruien.

 

Het ontstaan van het kanaal

Het kanaal Bossuit-Kortrijk is een huzarenstuk op zich. Het West-Vlaamse provinciebestuur wou in de eerste helft van de 19de eeuw graag een verbinding aanleggen tussen de Schelde en de Leie. Dit kanaal zou onder meer het aanvoeren van steenkool uit de Borinage in Henegouwen een stuk makkelijker maken, een niet onbelangrijke troef voor de industrie. Diverse trajecten werden overwogen en terug van tafel geveegd. Uiteindelijk bleef er nog één piste over: een kanaal tussen het dorpje Bossuit aan de Schelde, nu deelgemeente van Avelgem, en de stad Kortrijk aan de Leie.
 

 

Het kanaal Bossuit-Kortrijk in cijfers

Het aanleggen en uitbaten van het kanaal werd aan privéondernemingen overgelaten. Dit bleek niet zo voor de hand liggend, want de werken waren zeer omvangrijk en het nodige kapitaal om ze uit te voeren was al even omvangrijk. Uiteindelijk konden in 1857 de werken effectief van start gaan. De opdracht was in handen van de Zwevegemse aannemer P. Bastin.

Bastin liet het volledige kanaal uitgraven en bouwde ook alle bijhorende infrastructuur. Het enige waar Bastin niet zelf voor instond, was het pompgebouw van Bossuit waar het water voor het kanaal uit de Schelde werd opgepompt. Alles samen zorgde Bastin voor het bouwen en aanleggen van:

  • 11 sluizen
  • 18 bruggen
  • 15 sluiswachterswoningen
  • Een scheepstunnel van meer dan 600 meter lang
  • En uiteraard: 15 kilometer kanaal

Hiervoor werden 13 miljoen bakstenen gemaakt. Dit gebeurde in tijdelijke veldovens die langs het kanaal werden geïnstalleerd.

De aanleg van dit alles gebeurde op amper enkele jaren tijd. Dit was enkel mogelijk dankzij de inzet van 1.500 à 2.000 arbeiders. Voor het bouwen van de scheepstunnel alleen al werd een 200-tal mijnwerkers opgevorderd. Behalve mankracht werd ook paardenkracht ingezet: de arbeiders kregen ondersteuning van een 50-tal werkpaarden. Drie jaar na de start werd het kanaal Bossuit-Kortrijk officieel in gebruik genomen op 1 oktober 1860, in aanwezigheid van koning Leopold I.

 

 

Reden van komst én vertrek van de elektriciteitscentrale

Zowat 50 jaar later was het kanaal voor Société d’Electricité de l’Ouest de la Belgique een duidelijke troef om hun centrale in Zwevegem te bouwen. Een elektriciteitscentrale kon in die tijd immers niet zonder steenkolen. Deze werden aangevoerd vanuit de Borinage in Henegouwen. Dit gebeurde via het spoor maar, dankzij het kanaal, konden steenkolen ook zonder problemen langs het water tot in Zwevegem worden gebracht. Bijkomend voordeel was het feit dat het water ook als koelwater kon dienen.

Dit laatste was evenwel niet meer zo evident toen de centrale op volle toeren begon te draaien. Het debiet van het kanaal was onvoldoende om het nodige koelwater te kunnen leveren. De centrale bouwde daarom extra koeltorens, maar uiteindelijk bleek uitbreiding op de site niet meer mogelijk. De maatschappij besliste daarom eind jaren 1940 om een nieuwe centrale te bouwen in Ruien, langs de Schelde. De elektriciteitscentrale in Zwevegem werd geleidelijk afgebouwd, tot de productie in 2001 volledig stopgezet werd. Zo lag het kanaal Bossuit-Kortrijk tegelijk mee aan de start en het einde van de centrale.