Stadsverwarming avant la lettre

We hebben nu de mond vol van milieuvriendelijke warmtenetten die huizen en bedrijven in steden bedienen als een soort centrale verwarming in XL-formaat. Maar Zwevegem kende al veel vroeger zo’n stadsverwarming, met dank aan de elektriciteitscentrale.

 

 

De eerste stoomcontracten

Net na de Tweede Wereldoorlog begon de elektriciteitscentrale naast het produceren van elektriciteit ook met het uitbouwen van een stoomnet. Dit moest vooral zorgen voor de verwarming van openbare gebouwen en bedrijven in de nabije omgeving. De stoom werd boven de grond via metalen geïsoleerde leidingen over het net verdeeld. Textielfabriek Tissage La Flandre tekende in 1946 als eerste een contract voor de levering van stoom. Twee jaar later sloot ook Bekaert een contract met de elektriciteitscentrale af. Daar hoorde ook het aanleggen van de nodige infrastructuur bij om de stoom tot in de fabriek te krijgen. Zo kwam er in 1948 een bovengrondse stoomcollector van maar liefst 1.304 meter lang vanuit de centrale naar Bekaert.

Het inzetten op stoomverdeling bleek een voltreffer. In tegenstelling tot de dalende elektriciteitsproductie bleef de vraag naar stoomaansluiting stijgen. In 1951 kwam er dan ook een ondergrondse stoomcollector tot in het centrum van de gemeente. Diverse fabrieken sloten zich hierop aan, naast bijvoorbeeld ook het gemeentehuis, het rusthuis en zelfs enkele particulieren. Terwijl de productie van elektriciteit verschoof richting de nieuwe centrale in Ruien, bleef Zwevegem voluit de kaart van de stoomproductie trekken. Het stoomnet werd zelfs nog verder uitgebouwd tot in de jaren 1980, vooral dan voor privéwoningen, winkels en openbare gebouwen. Zo schakelde in 1983 het gemeentelijke sportcentrum over naar stoom voor de verwarming van het zwembad.

 

 

Milieuvriendelijke en efficiënte stadsverwarming

Dankzij de overschakeling van de centrale op aardgas en de nieuwste technologieën had de gemeente Zwevegem er een milieuvriendelijk stadsverwarmingssysteem bij. Halfweg de jaren 1980 bijvoorbeeld maakte het leggen van ondergrondse stoomleidingen plaats voor de installatie van het eerste warmwaternet. Door dit systeem werd het warmteverlies nog beperkter. Tien jaar later haalden het warmwaternet en het stoomnet samen bijna 160 klanten: vijf bedrijven, die zorgden dat de stoomproductie rendabel was; de rest waren particulieren. Samen met de stadsverwarming van Aalst en Verviers was dit uniek in België.

Jammer genoeg zorgde de afhankelijkheid van de bedrijven ook net voor het einde van het succes. Eind jaren 1990 nam Bekaert het produceren van stoom in eigen handen. De centrale verloor daarmee zowat haar grootste klant. De stoomproductie en het verwarmingsnet van de gemeente draaiden niet langer winst en de centrale werd uiteindelijk in 2001 stopgezet.