De locomobiel

Graan dorsen met de locomobiel

Zo’n machine werd ingezet voor het tijdelijk opwekken van stroom of op plekken waar je geen grote hoeveelheden stroom nodig had. Dat was vooral in de landbouw het geval. Locomobielen werden in de 19de en zelfs tot begin 20ste eeuw van boerderij naar boerderij getrokken om er bijvoorbeeld dorsmachines aan te drijven. 

Een locomobiel bestond meestal uit een onderstel met wielen met daarop horizontaal een vlampijpketel gemonteerd om stoom te kunnen produceren. Boven op de ketel kwam dan het mechanisme om de warmte in beweging te kunnen omzetten. De schoorsteen of pijp was vrij hoog zodat er bij het dorsen geen asresten op het hooi of stro terecht zouden komen. De pijp kon meestal wel worden ingeklapt om de machine makkelijker te kunnen vervoeren.

 

 

Straatverlichting met de locomobiel

De locomobiel speelde in de geschiedenis van de elektriciteitscentrale van Zwevegem een bijzondere rol. De machine zorgde er immers voor dat de centrale al elektriciteit kon leveren nog voor de centrale af was. Zwevegem was een van de eerste gemeenten in België die voor elektriciteit koos om de straten te verlichten. Al in 1911 gaf de gemeenteraad toestemming om een elektriciteitscentrale te bouwen. Hoe sneller die elektriciteit zou leveren, hoe beter. Maar het bouwen van een centrale kost natuurlijk de nodige tijd. In afwachting werd voor een tijdelijke oplossing gezorgd: de locomobiel. Zo kon al op 1 oktober 1911 de elektrische verlichting in de Otegemstraat aan: 85 lampen, goed voor een vermogen van 14kW. De centrale zelf ging in 1913 voluit van start.